Chambreren
Ik hou van taal. Echt enorm. De klanken, het leerproces, de spraakverwarringen, de manier waarop sommige mensen dingen kunnen verwoorden. Ik hou van taal. Ik kan het dan ook totaal niet aan als mensen opperen dat er gewoon maar één taal moet zijn over de hele wereld en dat dat dus Engels moet zijn omdat zo veel mensen het spreken. Wát??? Belachelijk. Ik ga kapot. Ik hou van taal. Maar eerlijk, ik ben er niet zo goed in. Grammatica, spelling en definities, drama. Ik had altijd een 4 voor dictee en op de middelbare school was Engels een waar fiasco. Daarnaast kan ik betekenissen niet onthouden en verzin zelf nieuwe woorden. Waarvan ik dan natuurlijk overtuigd ben dat het echt een woord is. Maar vooral het door elkaar halen van de betekenis van een woord neemt heerlijke gesprekken met zich mee.
We zaten op onze vouwstoelen voor de mini camper op de camping in Portugal te praten over de houdbaarheid van taugé. Hoe irritant het is dat je taugé alleen maar in enorme familieverpakkingen kunt aanschaffen terwijl het totaal niet houdbaar is. Zonde. Ik verkondigde enigszins trots dat je het wel kunt invriezen maar dan moet je het eerst flamberen. En ja daar heb je natuurlijk geen zin in. Je zag mijn zwager, die kok is, al een beetje moeilijk kijken. Taugé flamberen? Vreemd. Het gesprek ging voort: Ja, zei ik, dat je het eerst kookt en vervolgens afblust met heel koud water. Ah, je bedoelt blancheren! God ja het lijkt ook allemaal zo op elkaar! Net als die term die ze te pas en te onpas op de radio roepen bij het verslaan van een wielrenwedstrijd. Twee weken daarvoor zat ik uren in de auto, had geen zin in muziek maar wel in geroezemoes op de achtergrond. Voor het eerst in mijn leven heb ik naar het verslag van een tour de France etappe geluisterd. Heerlijk was. Maar de verslaggevers gebruikten veel termen waar je als nieuwe luisteraar niks van snapt. Na uren luisteren heb ik wel geleerd dat wielrenners continue aan het chambreren zijn. Weer werd er moeilijk gekeken. Uhm, nee joh dat is iets met wijn. Maar wat dat wielrenwoord dan wel was wist niemand. Ik zit nog steeds in het ongewisse.
Maar goed. We waren inmiddels lekker op dreef op die camping. Vinho Verde erbij en verhalen uitwisselen maar. Om nog even in de babylonische spraakverwarringen te blijven vertelde ik een verhaal over een jongen waarmee ik honderd jaar geleden kortstondig gezellige tijden heb beleefd. Hij wist alles van cricket. Sterker nog, hij had in het Nederlandse cricketelftal gezeten. Toen hij dat vertelde was het mijn beurt om een beetje moeilijk te kijken.
Cricket? Ooo, dat deden wij vroeger in de tuin! Super leuk. Met van die poortjes waar je de bal doorheen moet slaan.
Nee dat is croquet.
O, je bedoelt op zo’n paard! En een lange stok.
Nee dat is polo.
Godsamme, ik snap er niks van. Wat is cricket??
Terwijl ik het verhaal vertelde, op die vouwstoelen ergens in Portugal, gierde ik het uit. Tranen van het lachen. Buikpijn van het lachen. O mijn god, dat is toch te erg voor woorden. Dat je niet weet wat cricket is. Inmiddels heb ik wel een aardig idee van de sport. Dacht ik. Zit ik met mijn wederhelft aan het eind van de vakantie op een luchthaven in een knusse bar een wijntje te drinken. Valt mijn oog op een scherm waar een sportzender aan staat. Een paar dagen daarvoor kreeg ik van een vriendinnetje een heel leuk spel, kubb. Heb het zelf nog nooit gedaan maar wist ongeveer wel wat het was. Iet smet houtjes en gooien. En pardoes zie ik dus op dat scherm iemand met houtjes in de weer. En er wordt iets gegooid. Ik zeg: hey schat kijk, ze spelen kubb.
Nee, dat is nou cricket.